Bij een beekje in het natuurgebied Pfälzerwald in Duitsland zoekt deze zwart-met-blauwe waterjuffer zijn of haar weg. Waterjuffers zijn van libellen te onderscheiden door een aantal kenmerken. Over het algemeen zijn waterjuffers lichter gebouwd en de ogen zijn relatief klein en staan ver uit elkaar. In rust vouwt een waterjuffer de vleugels achter de rug (met uitzondering van de pantserjuffers), terwijl een libel ze gespreid houdt. De larven van beide soorten leven in het water en zijn tamelijk klein, tot ongeveer twee centimeter, met een smal achterlijf. Maar de larven van libellen hebben drie veerachtige staartkieuwen en daarmee 'straalaandrijving' onder water, terwijl de larven van waterjuffers geen kieuwen hebben en zich voortbewegen door het achterlijf heen en weer te kronkelen. In Nederland zijn de variabele waterjuffer, de watersnuffel en de azuurwaterjuffer de drie algemeenste zwart-met-blauwe juffers. Ze zijn vooral te vinden bij plantenrijke, schone, stilstaande wateren.