Everzwijn
2018
Op een wandeling in het oerbos van Białowieża in Polen, staat dit everzwijn onverwacht op het pad. Het wilde zwijn komt voor in grote delen van Europa, Azië en Noord Afrika. Duitsland, Oostenrijk, Polen en de Balkan vormen het kerngebied van zijn verspreiding in Europa. Ze zijn door de mens geïntroduceerd in o.a. de VS, Argentinië, Nieuw Guinea en Australië. Er bestaan nogal wat verschillende soorten en variëteiten, maar allen hebben een borstelachtige vacht die 's winters langer en donkerder is dan in de zomer. Ze hebben een kort en stevig lijf en een afgeplatte sterke snuit, die eindigt in een wroetschijf. De achterpoten zijn korter dan de voorpoten. Volwassen mannetjes (‘beren’ of ‘keilers’) hebben slagtanden in de boven- en onderkaak, die naar boven gericht staan. In de borstkas heeft het mannetje een 4 cm dikke laag kraakbeen, die zijn longen en hart beschermt bij gevechten. De biggetjes wegen bij de geboorte slechts +1 kilo, maar een volwassen beer kan tot wel 300 kilo wegen. De jongen worden geboren in een door de moeder aangelegd nest, een kuil gevoerd met varens, grassen en bladeren. Hier verblijven ze de eerste week van hun leven, waarna moeder en jongen zich weer aansluiten bij de groep. De biggetjes hebben horizontale strepen, ook wel de ‘zwijnenpyjama’ genoemd, als camouflage. De strepen verdwijnen na 3 tot 5 maanden.