De meeste katten hebben een goed gezichtsvermogen en kunnen goed in het donker zien, doordat zij meer staafjes dan kegeltjes in hun ogen hebben. Ze zijn weliswaar niet kleurenblind, maar hun vermogen kleuren te onderscheiden is zwak. Het gezichtsveld van een kat bedraagt 285° versus dat van een mens 210°. Katten kunnen uitstekend horen en zijn in staat frequenties tot 64 kHz waar te nemen. Een gemiddeld mens hoort frequenties tot 20 kHz. De oren kunnen 180° draaien, waardoor geluiden goed gelokaliseerd kunnen worden. Een kat heeft daarentegen slechts + 500 smaakpapillen terwijl een mens er ruim 9000 heeft. Ze kunnen zout, zuur en bitter van elkaar onderscheiden, maar ze hebben niet zoals wij een voorkeur voor zoet. Ze laten zich voornamelijk leiden door geuren. Een kattenneus bevat ongeveer 20 miljoen geurcellen, 4x zo veel als bij een mens. De neus is vooral afgestemd op stikstof, omdat deze stof zich in rottend voedsel bevindt. Hierdoor is de kat ook goed in staat om voedsel te beoordelen op eetbaarheid, want katten zijn van nature geen aaseters.