Elanden zijn zeer grote dieren met een opmerkelijke snuit, een ruwe, grijsbruine vacht en lange grijzig witte poten waarmee ze in diepe sneeuw kunnen lopen. Bij vrouwtjes loopt de grijzig witte kleur over tot bij de staart. Volwassen mannetjes hebben een baard en een gewei dat een spanwijdte van 2 meter kan bereiken. Over het algemeen is dat een breed, bladvormig schoffelgewei met korte uitsteeksels, maar er zijn ook individuen met een takvormig stanggewei. Het voorkomen van beide typen is geografisch bepaald: stieren in het zuiden van Scandinavië hebben vaker een stanggewei en in het noorden vaker een schoffelgewei. Het oude gewei wordt ieder jaar tussen december en maart afgeworpen en groeit vanaf april weer aan. Elanden hebben een sterk ontwikkeld reuk- en gehoororgaan, maar een beperkt zicht. Ze hebben een voorkeur voor moerassige streken en zijn dan ook uitstekende zwemmers die regelmatig in het water te vinden zijn.