De Atlasvlinder (Attacus atlas) behoort tot de familie der Nachtpauwogen en komt voor in grote delen van Zuidoost-Azië. Ze kunnen een vleugelspanwijdte bereiken van zo’n 25 cm en zijn daarmee een van de allergrootste vlinders ter wereld. De vleugels, met een complex patroon van kleuren en vlakken, kunnen variëren van geelbruin tot kastanjebruin en bordeauxrood. Aan de uitstekende punt is een slangenkop te zien, die ook gebruikt wordt ter verdediging. Doordat het dier vaak in vlindertuinen wordt gekweekt, is er veel bekend over levenswijze en ontwikkeling. De rupsen zijn groen met hier en daar een roodgekleurde vlek. Ze eten grote hoeveelheden bladeren van verscheidene soorten planten. De volwassen vlinder daarentegen heeft geen ontwikkelde monddelen en neemt gedurende haar leven geen voedsel meer op. De vlinder vliegt met een trage vleugelslag. Bij eIke neerwaartse slag van de kolossale vleugels wordt het lichaam de hoogte ingeworpen, waarvan een zeer hoekige vlucht het gevolg is. Maar elke vlucht vergt veel energie en kan dagen kosten van hun korte leven van 1 of 2 weken.Dus sparen ze energie door zo min mogelijk te vliegen. Het wijfje verlaat gewoonlijk zelfs de boom niet, van welks gastvrijheid zij als rups heeft genoten.