De appel valt niet ver van de boom, nou deze zeker niet. Het vruchtvlees is al begonnen aan het verrotingsproces en hij is ook al aangevreten door vogels en wormpjes. De appel wordt van binnenuit opgegeten met het uiteindelijke doel dat de zaden vrij komen en kunnen kiemen zodat er een nieuw boom ontstaat. Langzaam verdwijnt de roodgele glans van zijn huid, hij wordt donkerder tot zwart aan toe.
De appel (Malus) werd al 10.000 jaar voor Chr. in Europa in het wild verzameld en in het nabije oosten rond 4.000 voor Chr. geteeld. De genen van deze oude appelrassen zijn verspreid terug te vinden langs de zijderoute naar China. Vervolgens belandt de appel bij de oude Grieken en daarna zorgen de Romeinen voor de verspreiding over West Europa, met het gevolg dat in de 19e eeuw vele steden in Europa en Nederland hun eigen appelrassen hadden.