De amandelboom is een kleine en sierlijke bladverliezende loofboom, die in bergachtige gebieden groeit, tussen 700 en 1700 meter hoogte. De boom gedijt het best op rotsachtige bodem en op zonnige hellingen in een mediterraan klimaat met warme droge zomers en milde, natte winters. De boom wordt gemiddeld 4 tot 10 meter hoog. De jonge twijgen zijn eerst groen, maar worden paars- tot bruinachtig wanneer ze worden blootgesteld aan zonlicht. In hun tweede levensjaar worden de takken grijsachtig. Het bladoppervlak van jonge bladeren heeft aanvankelijk een lichte, zachte beharing die later verdwijnt. De boom bloeit uitbundig in het vroege voorjaar, wanneer de boom nog geen bladeren heeft gevormd. De bloem is wit tot lichtroze, heeft een diameter van 3-5 cm en vijf kroonbladen. De bloem bevat een grote hoeveelheid nectar, waardoor veel insecten -met name bijen- aangetrokken worden, die voor de bestuiving zorgen.